Facebook
Instagram
TikTok
+32 2 466 50 44info@dogcatandco.be
FAQ
Uw dierenwinkel in Zellik Brussel

Californische Koningsslang te koop


Californische Koningsslang - Lampropeltis getulus californiae

Californische Koningsslang - Lampropeltis getulus californiae nu te koop:

• weldra beschikbaar

Informatie

Koningsslangen (Lampropeltis) zijn een geslacht van slangen uit de familie gladde slangen (Colubridae). Er zijn 21 soorten, inclusief de pas in 2005 wetenschappelijk beschreven soort Lampropeltis webbi. De twee bekendste soorten zijn de gewone koningsslang (Lampropeltis getula) en de melkslang (Lampropeltis triangulum). De indeling in geslachten, soorten en ondersoorten is in het verleden regelmatig veranderd.

De meeste koningsslangen worden ongeveer een meter lang en zijn relatief klein in vergelijking met andere gladde slangen. Veel ondersoorten van de melkslang blijven klein, zoals Lampropeltis triangulum gentilis die gemiddeld 41 tot 61 centimeter lang wordt. De gewone koningsslang (Lampropeltis getula) kan een lichaamslengte bereiken tot maximaal 2,1 meter.

Graag meer inlichtingen over de Californische Koningslang te koop

Koningsslangen

Koningsslangen (Lampropeltis) zijn een geslacht van slangen uit de familie gladde slangen (Colubridae).

Er zijn 21 soorten, inclusief de pas in 2005 wetenschappelijk beschreven soort Lampropeltis webbi. De twee bekendste soorten zijn de gewone koningsslang (Lampropeltis getula) en de melkslang (Lampropeltis triangulum). De indeling in geslachten, soorten en ondersoorten is in het verleden regelmatig veranderd.

Alle soorten komen voor in Noord-Amerika; in de Verenigde Staten en Mexico. Van slechts een enkele soort is bekend dat het areaal zich tot in delen van noordelijk Zuid-Amerika uitstrekt. Veel soorten leven in drogere gebieden zoals woestijnen en vlaktes maar andere komen voor in moerassen en langs het water. Ze zijn zowel dag- als nachtactief, afhankelijk van het klimaat.

Koningsslangen eten voornamelijk knaagdieren en hagedissen, maar af en toe eten ze ook slangen. Zelfs giftige soorten zoals ratelslangen worden soms gegeten en hieraan heeft de groep een grote bekendheid te danken als 'gifslangendoders'. Koningsslangen zijn immuun voor het gif van andere slangen en zijn zelf niet giftig en niet gevaarlijk voor de mens. Sommige soorten hebben onopvallende kleuren, maar de meeste soorten hebben bijzonder heldere rode en gele vlekken of banden over het gehele lichaam, vaak afgewisseld met een zwarte kleur. De meeste soorten blijven klein en worden ongeveer een meter lang.

De slangen worden vanwege de felle kleuren en onschuldige natuur vaak in gevangenschap gehouden. Hierdoor is er veel bekend over de biologie en levenswijze. Een nadeel van koningsslangen is het feit dat ze andere slangen eten. De dieren moeten individueel worden gehuisvest om te voorkomen dat ze elkaar opeten. Enkele in gevangenschap gekweekte variaties komen in het wild niet voor. In gevangenschap gehouden dieren kunnen met muizen worden gevoerd.

Verspreiding en habitat

Koningsslangen komen voor in Noord-, Midden- en Zuid-Amerika. De meeste soorten leven endemisch in de Verenigde Staten, enkele andere soorten komen voor tot in delen van Mexico. De enige soort die nog zuidelijker voorkomt is de gewone koningsslang, die van alle soorten veruit het grootste verspreidingsgebied heeft. Deze soort is de enige die voorkomt in delen van Zuid-Amerika, tot in Colombia. Zie voor een beschrijving van het verspreidingsgebied per soort de soortentabel onderaan.

De habitat kan bestaan uit uiteenlopende biotopen, veel soorten leven in open gebieden zoals kale berghellingen en steppen en andere soorten zijn meer in beboste gebieden te vinden. Koningsslangen zijn verder van moerassen tot in woestijnen te vinden.

Koningsslangen die een groot verspreidingsgebied hebben, komen soms in heel uiteenlopende streken voor. Dergelijke soorten zijn te vinden van berggebieden waar het koeler is en de dieren een winterslaap houden tot lager gelegen omgevingen waar het warmer is en ze het gehele jaar door actief zijn. Veel soorten zijn in de regel nachtactief maar gaan in de lente en herfst ook wel in de late middag en de vroege ochtend op jacht. In de zomer als de temperaturen hoger worden komen de slangen meestal pas 's avonds tevoorschijn. De soort Lampropeltis pyromelana leeft in bergstreken in het zuidwesten van de VS en komt voor in streken waar het landschap een paar maanden per jaar bedekt is met sneeuw. Deze soort is voornamelijk overdag actief.

Uiterlijke kenmerken

De schubben zijn glad en ongekield, afgebeeld is Lampropeltis mexicana greeri.

Koningsslangen hebben een kenmerkend uiterlijk door het ronde lichaam en de kleine kop en vaak hebben ze felle kleuren. Alle soorten blijven vrij klein en hebben een relatief korte staart. De gladde schubben hebben geen kiel en het anaalschild -de schub die de cloaca bedekt- is ongedeeld.

Kop

De kop is relatief klein en nauwelijks groter dan de rest van het lichaam. De kop heeft een stompe snuitpunt met de voor slangen karakteristieke opening aan de voorzijde waardoor de tong naar buiten kan worden gestoken. Achter de kop is geen halsachtige insnoering aanwezig zoals bij veel andere groepen van slangen. De tanden in de bek zijn klein, van sommige soorten is bekend dat ze door de huid van de mens kunnen doordringen bij een beet. De ogen zijn rond van vorm en hebben een ronde pupil. In vergelijking met andere slangen zijn de ogen relatief ver vooraan de kop geplaatst.

De schubben van de kop zijn stevig en glanzend. Bij sommige soorten hebben de kopschubben een donkere rand, zodat ze makkelijk als zodanig te herkennen zijn. Bij andere soorten zijn strepen, vlekken- of vlamtekeningen aanwezig die over verschillende schubben liggen zodat de kopschubben moeilijker te herkennen zijn. Aan sommige delen van de kop zijn sommige soorten die nauwelijks uit elkaar te houden zijn juist goed te herkennen. De soort Lampropeltis pyromelana bijvoorbeeld is moeilijk van de soort Lampropeltis zonata te onderscheiden, tot men kijkt naar de kop. De eerst genoemde soort heeft altijd een witte snuitpunt, de tweede echter heeft altijd een zwarte snuitpunt.

Lichaam

De meeste koningsslangen worden ongeveer een meter lang en zijn relatief klein in vergelijking met andere gladde slangen. Veel ondersoorten van de melkslang blijven klein, zoals Lampropeltis triangulum gentilis die gemiddeld 41 tot 61 centimeter lang wordt. De gewone koningsslang (Lampropeltis getula) kan een lichaamslengte bereiken tot maximaal 2,1 meter.

Koningsslangen hebben altijd een rond lichaam, de staart is nooit afgeplat. De lichaamsschubben zijn glad en glanzend en nooit voorzien van een kiel, ofwel een opstaande rand in het midden in de lengterichting.

Sommige koningsslangen hebben een bruine tot grijze onopvallende lichaamskleur, maar de meeste koningsslangen zijn bijzonder felgekleurd. Veel soorten hebben een helder rode tot oranje basiskleur en hebben gele, witte of zwarte banden over het gehele lichaam. De bekendste soorten zijn de melkslang en de gewone koningsslang; deze twee soorten kennen een grote variatie aan lichaamskleuren en worden wel een van de mooiste soorten gladde slangen genoemd. De reden voor de felle kleuren van de verschillende soorten en ondersoorten heeft te maken met de manier van passieve verdediging van de slang die erg complex is. Binnen de groep komen zowel de verschijnselen mimicry als polymorfisme voor, zie ook onder het kopje vijanden en verdediging

Staart

De staart van koningsslangen is relatief kort, de staart is het gedeelte achter de cloaca. De positie van de cloaca, oftewel waar het lichaam eindigt en de staart begint, is alleen aan de onderzijde goed te zien. De schubben aan de buikzijde van alle slangen zijn enkelvoudig, er is maar één rij buikschubben. De staartschubben echter zijn altijd gepaard. De cloaca van slangen wordt aan de voorzijde bedekt door het anaalschild. Deze kan uit een geheel bestaan of tweedelig zijn. Veel groepen van slangen hebben een dergelijk tweeledig anaalschild, maar bij koningsslangen is het anaalschild steeds enkelvoudig.